R.J. Schimmelpennincklaan 20-22, 2517 JN, Den Haag
De Nederlandse jurist Tobias Asser ontving de Nobelprijs voor de Vrede (1911) voor de eerste bouwsteen van het Haagse stelsel, de Internationale Privaatrechtelijke Conferentie. In zijn visie was vrede nauw verbonden met de bescherming van burgerrechten.
“Als de voortekenen niet bedriegen, staat een van mijn jeugddromen op het punt om werkelijkheid te worden.”
– Tobias Asser
Tobias Michael Carel Asser (1838-1913) groeide op in een familie van rechtshervormers. Zijn overgrootvader Mozes Samuel Asser en grootvader Carel Asser waren de oprichters van de Joodse burgerrechtenbeweging Felix Libertatis (Geluk door Vrijheid, 1795). Meerdere familieleden waren actief als rechtsgeleerden, rechters en advocaten. Tobias Asser, die zijn loopbaan begon als 24-jarig hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, zette deze traditie voort op internationaal niveau.
Na de Frans-Duitse oorlog (1870-71) was Asser in 1872 medeoprichter van het Institut de Droit International. In deze ‘gezamenlijke wetenschappelijke actie voor vrede en recht’ werkten vooraanstaande juristen aan internationale consensus in drie richtingen: de vreedzame oplossing van conflicten, het humanitair oorlogsrecht, en het internationaal privaatrecht (Assers favoriete terrein). Een bron van inspiratie was de eerste voorzitter van het instituut, Pasquale Mancini uit Turijn; deze Italiaanse jurist en diplomaat verdedigde het principe dat staten verplicht zijn rechten van burgers ook over de grenzen te beschermen.
De kroon op Assers werk was de oprichting van de Haagse Conferentie van Internationaal Privaatrecht in 1893, gevolgd door een reeks verdragen voor de oplossing van conflicten tussen nationale wetten. Deze permanente conferentie werd het model voor de Haagse Vredesconferenties van 1899 en 1907. Met zijn collega’s van het instituut ontwierp Asser ook de procedures van het Permanent Hof van Arbitrage, die hij strikt toepaste als eerste internationaal scheidsrechter. Tot aan zijn dood in 1913 werkte hij aan de versterking van rechtsbetrekkingen tussen staten en burgers, als ‘de lange maar meest zekere weg’ naar een vreedzamer wereld.
In zekere zin ontving Asser de Nobelprijs voor de Vrede tweemaal: in 1904 als medeoprichter van het instituut en in 1911 persoonlijk (gedeeld met de Oostenrijkse pacifist Alfred Fried). Het prijsgeld besteedde hij deels aan de donatie van een boekencollectie voor de geplande Hague Academy of International Law, als leerschool van nieuwe generaties juristen en diplomaten. In deze geest werkt het T.M.C. Asser Instituut door aan de verwezenlijking van een jeugddroom.