Prinsegracht 8, 2512 GA, Den Haag
Op de Prinsegracht herinneren twee erfgoedhuizen aan de Russische jurist Feodor Martens: op nr. 8 leren we over het door hem geformuleerde principe van bescherming van oorlogsslachtoffers; op nr.71 trad hij op als internationaal arbitragerechter.
“… de beginselen van het internationaal recht, die voortvloeien uit de gevestigde gebruiken, de beginselen van menselijkheid en de eisen van het openbare rechtsbewustzijn.”
– Feodor Martens
De Haagse vredestraditie begon met Nederlands-Russische juridische samenwerking, zoals historicus Arthur Eyffinger opmerkt: “Diplomaten, militairen en pacifisten, zelfs cartoonisten waren het erover eens dat Tobias Asser en Feodor Martens de ziel en de ruggengraat vormden van de Conferentie van 1899.”
Feodor Feodorowitsch Martens (1845-1909) was de juridisch adviseur van tsaar Nicolaas II. In 1898 beval hij Den Haag aan als plaats voor de Vredesconferentie. Hij was ook een realist die voorzag dat het ontwapeningsinitiatief van de tsaar kansloos was. Daarom voegde hij punten toe aan de agenda, die wel kans van slagen hadden: het humanitair oorlogsrecht en internationale arbitrage.
Op de Haagse Vredesconferentie van 1899 leidde Martens de voorbereidingen van de Conventie voor de Landoorlog. Toen de onderhandelingen dreigden vast te lopen op definities bereikte hij overeenstemming over het principe dat in alle gevallen “de bevolking en de oorlogvoerende partijen beschermd worden door en onderworpen zijn aan de beginselen van het internationaal recht, die voortvloeien uit de gevestigde gebruiken, de beginselen van menselijkheid en de eisen van het openbare rechtsbewustzijn.” (Haagse Conventie IV, 1899, 1907).
Deze Martens-clausule is een belangrijke leidraad geworden in het werk van het Internationale Rode Kruis. Het begrip ‘de beginselen van menselijkheid’ spreekt uit de naam van het Humanity House op nr. 8. Dit vredesmuseum maakt de ervaringen van oorlogsslachtoffers voelbaar. Daardoor kunnen ook schoolkinderen de grondslagen van het internationaal recht leren begrijpen.
Het onopvallende gebouw op nr. 71 is het zichtbare resultaat van de Conventie voor Vreedzame Internationale Conflictoplossing, de eerste zetel van het Permanent Hof van Arbitrage (PCA). Martens trad met Asser in 1902 op als arbitragerechters in een op zichzelf miniem geschil tussen de Verenigde Staten en Mexico over kerkelijk bezit. Deze zaak zette het Haagse stelsel in beweging door vertrouwen te wekken in procedures van internationale rechtspraak.
Het belang van deze procedures en van de Martens-clausule zelf blijkt uit de adviserende opinie van het Internationaal Gerechtshof in 1996 over de illegaliteit van kernwapens. In deze zaak accepteerde het Hof de massale protesten van de vredesbeweging als een bewijs van ‘de eisen van het openbare rechtsbewustzijn’.